zondag 30 augustus 2020

zelf-ironie en definitie ironie

 28 september 2020, VPRO neemt afscheid als presentatieteam van het zomerprogramma OP1.


 

Pieter van der Wielen zegt: '[nou dag] wij gaan ons weer bezig houden, zoals u dat van ons gewend bent, met zwart-wit documentaires van armoede op het Roemeense platte land'

Is dit ironie volgens de definitie van Christiaan? Ik denk het niet. Wat het is niet helemaal onwaar. Het vertelt wat de ander denkt dat protypisch vpro is. En door dat te bevestigen, maak je een knipoog. Hij is niet waar, maar ook niet helemaal onwaar. Of past deze uitspraak wel in de definitie van Christiaan, doordat hij op een ander niveau, metaniveau afstand neemt van wat andere mensen denken van de VPRO. Door de stereotypering te bevestigen neem je er afstand van. Dus hoe kan ik dat met een schaal omschrijven?

typisch VPRO is dat je zwart-wit documentaires maakt -> het is helemaal niet typisch VPRO, ze doen ook andere dingen. En daar vind ik wat van, van dat stereotype.

Dus je neemt afstand van de stereotypering, zonder het onderliggende verwijt/feit te ontkennen.

Dat is nu wel heel simpel, eigenlijk.

Geen opmerkingen: